(c) laurentii.be
Genealogie
Laurentii
Numquam
solus incedes
Inhoud
Blog
Documenten
Foto's
Gezinnen
Stamboom
Startpagina
Thematisch
Verhalen
Verwante
families
Voetnoten
1 Pieter werd nochtans als een christene beschouwd, en zijn
dochter Renée schreef hierover later: "Nochtans waren de officiële
scholen bevolkt met even christelijk personeel als de andere."
2 Wij vermelden enkel de hoofdrolspelers, omdat het in
eerste instantie de bedoeling is om het wedervaren van het gezin Lauwers -
Muyshondt te verhalen, en niet om oude beschuldigingen op te rakelen.
3 Op 20 september 1941 werden twee leden van de Zwarte Hand
gearresteerd. Algauw volgden tal van andere. De grootste onvoorzichtigheid
was allicht geweest alle leden in te schrijven met naam en foto, en deze
inschrijvingsformulieren te bewaren onder het altaar van de Tisseltse kerk,
waar deze kort na de eerste arrestaties werden gevonden door de Duitse
Sicherheitsdienst (Iets wat Pieter Lauwers overigens onmogelijk kon weten;
hij had geen enkele binding met de verzetsgroep). 109 van de 111 leden werden
opgepakt, slechts twee ontsnapten. Enkele geburen van Pieter Lauwers werden
gearresteerd: de gemeenteontvanger Emiel De Cat (geboren op 9 april 1895 te
Puurs, gefusilleerd te Lingen op 7 augustus 1943), Omer Van Lent, drukker Jan
Frans Callaerts (geboren op 24 juni 1903 te Liezele, gehuwd met Delphine Huygelen, overleden te Sachsenhausen
op 11 februari 1945), Louis Albert Hofmans (geboren op 29 januari 1920 te
Puurs, gefusilleerd te Lingen op 7 augustus 1943).
4 Heel wat getuigen gaven aan dat bekend was dat Pieter zich
politiek afzijdig hield. Hij werd meermaals als "vaderlands"
bestempeld, ironisch genoeg de dekmantel die de acties van zijn tegenstanders
moest verantwoorden.
5 Een buurvrouw, waarvan een zoon in de Witte Brigade zat, werd
vermeld als aanstookster bij de plunderingen van 4 september, terwijl een
andere dorpsgenoot en diens dochters volgens getuigen bij de wegvoering van
mevrouw Lauwers en haar kinderen riepen: "Wij hebben u al 20 jaar
lang gezocht, nu zullen wij uw pelsenfrakken dragen". Een citaat van
een toenmalige, niet geheel onpartijdige, politieman, genoteerd door
verschillende getuigen vat de onderliggende afgunst samen: "Schuldig
of niet, ze hebben verdiend wat hun overkomen is door zich boven de andere menschen te willen stellen." of nog "Wie
pluimen krijgt en ons boven de kop wil groeien, moet maar verdwijnen."
(uit het gerechtelijk dossier).
6 O.m.
genoteerd in een schrijven van Henri Nobels, advocaat, na een gesprek met de
onderzoeksrechter. Sommige getuigen, zoals een commandant van de Witte
Brigade, werden zelfs na hun aandringen om ten gunste van Pieter te getuigen,
nooit opgeroepen. Het dossier nam zelfs een verrassende wending wanneer men
onderzoek wilde doen naar de aanbrengers van "dwaalsporen" tijdens
het onderzoek. Zo kwam o.m. aan het licht dat sommige getuigen ten gunste
werden geïntimideerd om te zwijgen, o.m. door de hoger vermelde politieman,
die ook werd vermeld in juni 1945 bij de mishandeling van Pieter Lauwers
tijdens een ondervraging in de Dossin kazerne.
7 zogenaamde
"decreet van 10 Vendemaire".
8 Dit bleek onder meer uit de getuigenis van mevrouw Schokkaert, de echtgenote van Gustaaf Schokkaert,
een onderwijzer te Puurs, die regelmatig "wijsgeerige
en opvoedkundige gesprekken" had met Martha Muyshondt, en die enkele
uitspraken van Pieter en Martha citeerde: "Mr. Lauwers was zeer
conservatief, heeft absoluut niet aan propaganda gedaan. Hij zou wel gezegd
hebben "De Duitschers hebben een sterk leger,
maar de geallieerden beschikken over meer machtsmiddelen." en "We
bespraken dan soms het Nationaal-Socialisme,
waarbij mevr. Lauwers en ik dan tot de conclusie kwamen dat het Nazisme totaal
aft ekeuren was, omdat het den wil en de
ontplooiing van een volk aan banden legde. Zij waren absoluut vaderlandsch. Mr. Lauwers beschouwde de feiten objectief
zoals ze waren."
9 Het toenmalige OCMW.
10 Vooral deze opschriften op het voetpad stoorden een Duitse
officier, die per auto poolshoogte was komen nemen, vervolgens naar het
gemeentehuis was gereden en de gemeente opdroeg het huis te reinigen. De
Duitsers speelden nadien overigens in op de symboliek van het
"V"-teken, door het zelf te gaan voeren omringd door
laurierbladeren, onder het moto "overwinning op alle fronten".
Bronnen: kopie van het gerechtelijk dossier, teruggevonden via een
(Nederlandse) verzamelaar van militaria; "De
Zwarte Hand. Het verzet tegen de nazi's in Klein-Brabant en de Rupelstreek." door Tjen Mampaey, uitgeverij EPO 1993 (ISBN 9789064457401). In
2018 verscheen een volledig herewerkte versie van
het boek. Tjen Mampaey was 25
jaar onderwijzer in de Gemeenschapsschool van Puurs.
(c) Foto's
uit private collectie 2002-2005 - Foto pamflet "Zwarte Hand" uit
familiearchief Lauwens-Vivijs en (c) Tjen Mampaey, 1993 (met dank aan Hilde Vivijs).
|
|
Verhalen - 1944
- Pieter Lauwers, valselijk beschuldigd van collaboratie
Via
Wim Wintraeken, een Nederlands verzamelaar van militaria, stootten we op het gerechtelijk dossier van
Pieter Lauwers, een onderwijzer en verzekeringsagent uit Puurs, die in 1944
werd beschuldigd van collaboratie. Op 4 september 1944 werd zijn woning aan
de Kalfortsebaan geplunderd door een opgehitste
menigte. De aantijgingen zouden later vals blijken te zijn, maar laster en
roddels hadden meedogenloos hun werk gedaan. Het gezin verloor have en
goed, moest onderdak zoeken in Antwerpen, en vestigde zich later in
Bonheiden. Het zou tot 1948 duren alvorens Pieter Lauwers volledig
buiten vervolging werd gesteld, zoals blijkt eerder door de halstarrigheid van een onderzoeksrechter die zijn
ongelijk niet wilde toegeven.
Mijn
broer Raf ging er achteraan, en algauw kwam een stukje geschiedenis te
voorschijn dat werd verwerkt in een nieuw verhaal.
Het
publiceren van het verhaal lokte alvast enkele reacties uit, onder meer van
Wim: "Ik heb met veel belangstelling het relaas gelezen, en ik ben
blij dat ik contact met je heb opgenomen. Het is op deze manier voor een
veel groter publiek toegankelijk, en Pieter wordt hierdoor ook publiekelijk
een beetje recht gedaan. Ik moet zeggen dat ik echt onder de indruk was van
het terdegen werk dat je verzet hebt om dit
relaas op de site te plaatsen", en een felicitatie van Koen Van
Den Heuvel, de burgemeester van Puurs, een oude bekende. Voor Maria Lauwens
en Willy De Roover, die in het verleden al heel wat bijdroegen aan onze
stamlijn "van Leest", was het aanleiding om extra informatie over
de verwante broers Vivijs beschikbaar te stellen: "Over de Zwarte
hand weten we veel: onze oudste schoonbroer Ludovicus
(roepnaam Louis) Vivijs (echtgenoot van Julia
Lauwens) was lid en heeft vier jaren in verscheidene concentratiekampen
verbleven. Hij is nu 83 jaar oud. Zijn broer Gustaaf Vivijs
was mede-oprichter en heeft met samenwerking van
Louis, direct na de oorlog een boek geschreven, later in nieuwe vorm
gegoten: "Onder Duitse knoet". Zij hebben allebei geluk gehad dat
ze terug kunnen komen zijn, maar heel veel van hun vrienden hebben dat
geluk niet gekend.Het laatste boek zelf werd
uitgegeven bij DE CUYPER ,toen van Dendermonde ,maar nu is dat in Zele. De
drukkerij-uitgeverij heeft met hun reorganisatie en verhuis alle
overblijvende exemplaren weggedaan."Beide broers waren lid van de
vermelde weerstandsgroep "De Zwarte Hand". Bleek dat ook
uitgeverij EPO een boekje over de weerstandsgroep publiceerde, online
bestelbaar.
|
Pieter
Lauwers, onderwijzer en
verzekeringsagent te Puurs, werd op het einde van de tweede wereldoorlog
beschuldigd van collaboratie met de Duitse bezetter. Op 4 september 1944 werd
zijn woning aan de Kalfortsebaan geplunderd door
een opgehitste menigte. De aantijgingen zouden later vals blijken te zijn,
maar laster en roddels hadden meedogenloos hun werk gedaan. Het gezin verloor
have en goed, moest onderdak zoeken in Antwerpen, en vestigde zich later in
Bonheiden.
Het zou tot 1948 duren
alvorens Pieter Lauwers volledig buiten vervolging werd gesteld, zoals blijkt
eerder door de halstarrigheid van een
onderzoeksrechter die zijn ongelijk niet wilde toegeven.
Pieter Lauwers werd geboren op 1 juli
1896 te Oppuurs. Hij was meer dan 20 jaar onderwijzer of "meester"
te Puurs in de officiële school (gemeenschapsschool), kreeg te maken met de
schoolstrijd tussen de officiële en christelijke scholen1, en werd in bijberoep verzekeringsagent te Puurs,
samen met zijn echtgenote Martha Muyshondt.
Het gezin had twee kinderen:
een dochter Renée, geboren op 13 september 1923 te Puurs, en een zoon Willy,
geboren op 6 februari 1926 te Puurs.
Afbeelding:
uitgave ter nagedachtenis van gearresteerde leden van de verzetsgroep
"De Zwarte Hand" die op 7 augustus 1943 door de Duitsers werden
gefusilleerd. Deze moedige, jonge, en
misschien wat roekeloze verzetstrijders hadden eigenlijk niets te maken met
wat Pieter Lauwers en zijn familie overkwam. De meeste leden hadden hun
patriotisme met de dood moeten bekopen lang voor wat zich in Puurs na de
oorlog afspeelde. [Zie ook Lauwens/Lauwers en verwanten in het verzet in
1940-1945 en het verhaal van de aangetrouwde broers Vivijs, beiden lid van
'de Zwarte Hand'.]
4
september 1944 - De "afrekening" te Puurs
Op 4 september 1944 werd Antwerpen
bevrijd door het Britse Tweede Leger. Er waren op dat moment nog Duitse
troepen langs de Scheldemonding. Toen die dag de Duitse troepen
begonnen weg te trekken uit de gemeente Puurs, verzamelde zich een menigte
van honderd tot honderdvijftig mensen die plunderingen en verwoestingen
aanrichtte bij dorpsgenoten die verdacht werden van samenwerking met de
bezetter. Ook het gezin Lauwers-Muyshondt zou hier
niet aan ontsnappen. De plunderingen begonnen bij de familie Peleman in de Hoogstraat. Ook Livien Peeters, een
hovenier op het Hooiveld en Jos De Clercq, landbouwer, moesten het ontgelden,
alsook het Fort van Liezele, waar de Duitsers eetwaren hadden opgeslagen. Als
aanvoerders2 werden
enkele dorpsgenoten, waaronder de leider van de kajotters, vermeld. De
plundering van het Fort van Liezele stond enigszins los van de plundering van
persoonlijke eigendommen, naar verluid op aanduiding van
volksvertegenwoordiger Edgard Maes, een bestuurslid
van de Witte Brigade.
Toen de menigte het huis
van Pieter bestormde, sloten zijn vrouw en kinderen zich op in de voorste
slaapkamer. Zij moesten machteloos toehoren hoe de deuren werden ingebeukt en
de ramen werden ingeslagen. Even later hoorden zij stappen op de trap. Er
werd op de deur gebeukt en één van de inbrekers dreigde te schieten indien de
deur niet werd geopend. Pieters vrouw opende de deur, en een man "met
verwilderd uitzicht, slordig haar en baard, gewapend met een revolver"
trad binnen, geflankeerd door Sooike de pompier.
Pieter Lauwers was op dat moment in Brussel voor zijn verzekeringsbedrijf. De
gezinsleden werden in een auto geduwd waarop vier gewapende mannen van de
Witte Brigade post hadden gevat. De auto voerde hen vervolgens naar het fort
van Breendonk. Intussen werd het huis geplunderd.
Meubelen werden met hun
inhoud door de vensters op straat gegooid. Op dat moment kwam een auto met terugtrekkennde Duitsers voorbij. Ze voelden zich
blijkbaar bedreigd, een soldaat loste een schot en de dertienjarige Dora Schokkaert werd gedood. Het kon de plunderaars er niet
van weerhouden om kleding, beddegoed en al wat
draagbaar was te stelen. Een zetel die vanuit de achterkamer werd gegooid,
ging door een glazen koepel, waarbij verschillende inbrekers door
glasscherven werden gewond. Een buur, Karel De Smedt, zou nadien getuigen dat
de hele nacht door in en uit het huis werd gelopen. De aanvoerders waren ene
Frans Hofmans met zijn zonen, gewapend met voorhamer en bijl, Remi De Voocht, en Gaston De Gendt, de leider van de kajotters.
Zeker een dertigtal personen waren betrokken bij de diefstallen.
De meubelen bleven tot 's
anderdaags op straat liggen. Een Brits officier beval toen om alles terug
naar binnen te brengen, een taak die werklieden van de gemeente ter harte
moesten nemen. Het gerechtelijk onderzoek nadien zou een aantal van de
plunderaars identificeren. Verschillende gestolen goederen werden later bij
opsporingen door de Puurse gendarmerie
teruggevonden: beddelakens en kleding, schoenen,
een volledig bed met wollen matrassen, een vlag met de Vlaamse Leeuw, een
encyclopedie van Winkler de Prins, handtassen en juwelen, 9 Lombaardse legkippen met hun haan. Toch waren er ook
buren die voorwerpen wisten te redden. Veearts Gust Seegers nam naar verluid
kostbare boeken van het gezin in bewaring, en op het gemeentehuis werden uit
diverse hoek voorwerpen teruggebracht, zoals een Olympia schrijfmachine,
bureelpapieren en andere documenten, en visgerief (Pieter Lauwers was een
fervent visser).
Het moeder en kinderen
werden drie maanden geïnterneerd in het Fort van Breendonk, terwijl Pieter
Lauwers 17 maanden in de gevangenis werd opgesloten om op 31 juli 1946 in
voorlopige vrijheid te worden gesteld. Op 11 oktober 1944 werd Martha
gescheiden van haar kinderen en naar de Dossinkazerne
van Mechelen gevoerd. De kinderen werden naar huis gestuurd, en daar gelukkig
opgevangen door het gezin van de vrederechter Paul Van Nuffel, die hen
tijdelijk in huis nam. Renée en Martha kwamen vervolgens in Antwerpen terecht
bij mejuffrouw Gevaert in de Thomasstraat, en dan
herenigd met zoon Willy bij mejuffrouw Bisdorf in
de Verbondstraat. Het gezin werd herenigd en woonde
even in de Olijftakstraat, de Montignystraat, om
dan te verhuizen naar de "Villa Hubert" aan de Rijmenamse
steenweg te Bonheiden. Behalve de plunderingen en de vrijheidsberoving, leed
het gezin al die tijd inkomenverlies. Tijdens de
internering van het gezin, en de jaren die volgden, zou het huis verder
worden geplunderd. Het fruit werd weggehaald in 1944 en 1945, het houtwerk
van de deuren, ramen en tuinbanken werd gestolen en dies meer. Martha
Muyshondt liet na de oorlog nog bestek maken bij verschillende aannemers om
herstellingen uit te voeren, maar dat bleek duur uit te vallen, zoals
verwoord in een raming van architect De Bruyn uit Oppuurs op 22 januari 1945:
"Om werkelijk de waarheid te zeggen moet ik verklaren dat het er
werkelijk in droevigen staat uitziet en een raming
der werkelijke schade voor het oogenblik zeer
moeilijk is."
De
getuigenis van Benedict Doms
Benedict
Doms was oudstrijder van 1914-1918 en gepensioneerd
schoolhoofd. Als expert betrokken bij het onderzoek, richtte hij op 28 maart
1945 een brief aan krijgsauditeur Verhaegen te Mechelen ter verdediging van
Pieter Lauwers. Hij achtte het zijn plicht te reageren, nadat hij ambtshalve
getuige was geweest bij de eerste vaststelling van de verwoesting aan de
Kalfortbaan 13, de woning van het gezin Lauwers-Muyshondt.
Benedict
besprak de gebeurtenissen met de gemeentelijke overheid. Verschillende
getuigenissen kwamen daarbij aan bod. De deurwaarder beschreef Pieter als
"een brave ronde man, maar Mevrouw was secretaresse bij Winterhulp en
heeft zich hatelijk aangesteld." Een politieagent getuigde: "zulke
wandaden zijn niet goed te keuren maar wij hebben het niet kunnen beletten.
De commissaris stond er bij en heeft zelfs een schot gelost. Men beschuldigt
Mijnheer van 't een en 't ander maar dit heeft hij niet verdiend."
Ook Witte brigadisten hadden de plundering willen voorkomen, maar stonden
onmachtig tegen de menigte. Doms stelde vast dat er afgunst was ten aanzien
van de familie omdat "het gezin op een te rijken voet leefde en heel
afgezonderd van de gebuurte", maar dat niemand hen eigenlijk
beschuldigde van "met den vijand te zijn omgegaan of openlijk aan
politiek te hebben gedaan". Wel deden geruchten de ronde van een
verklikking, onder meer bij vrouwen van opgepakte verzetsleden, maar niemand
wist het met zekerheid. Uiteindelijk kwam Doms terecht bij een plaatselijke
commandant van de weerstandsbeweging die "vol verwaandheid"
sprak over "den grooten kuisch
die hier onder zijn leiding heeft plaatsgehad", en die zich de rol
van openbare aanklager toeëigende en beweerde
"dat Pieter Lauwers hier nooit meer levend zou terugkeren".
Benedict,
vergezeld van twee experten, had heel wat bedenkingen bij deze aantijgingen ("Den
inhoud en den toon van dit gesprek en het uitzicht van den spreker deden mij
diep nadenken."). Hij was tot de conclusie gekomen dat "met
zoo een laagstaand en dweepzuchtig leider" de "groofste dwalingen onvermijdelijk zijn".
Benedict had het misprijzend over het feit dat deze persoon de rol van
onderzoeksrechter had gespeeld, en dat in niet mis te verstane verwoordingen:
"het werk van een onverantwoordelijke", "De
kletszucht en overdrijvingen van het ordinair volk neemt hij voor klinkende
munt."
Doms
deed verder onderzoek. Hij bedacht daarbij dat Pieter en zijn vrouw bij de
besmeuring van hun huis in 1941 (zie verder) beter emmer en dweil hadden
genomen, en dat zo enige wrijving met buren en het gemeentebestuur hadden
kunnen voorkomen worden. In een sfeer van "leugen, laster, valsche vermoedens en beschuldigingen" werden al
tijdens de oorlog plannen gesmeed om het gezin "te treffen".
De plaatselijke commandant, een bakker, had de gemoederen moeten bedaren, echte
bewijzen verzamelen en een afstraffing moeten vermijden. De plaatselijke
melkboer, wiens zoon was aangehouden, had zich daar echter bij aangesloten en
zou uiteindelijk een van de aanvoerders van de plundering zijn. Benedict Doms
stelde vast dat het gezin Lauwers "in een snel tempo, de meest
dramatische omstandigheden" moest doorstaan. De bakker-commandant
zou bovendien mevrouw Lauwers en de kinderen in het Fort van Breendonk aan
strenge verhoren hebben (blijven) onderwerpen, hoewel hij geen enkel bewijs kon
aandragen. Het was bij deze bakker-commandant dat de gestolen schrijfmachine
van Pieter Lauwers werd teruggevonden, en Benedict merkte daarbij schamper op
"Hoe spijtig dat de door hem gestolen schrijfmachine niet wil
spreken." Zijn conclusie: "En zoo is het mogelijk geweest
dat een gezin, wiens burgerwaarde, moraliteit en vaderlandsliefde torenhoog
verheven staat boven die van hun bekladders, voorloopig
het onderspit moet delven en grenzeloos mogen boeten voor fouten die
onbenulligheden toeschijnen, nevens de misdrijven door hun belagers zelf
verricht." Uit de eigen ondervragingen van het gezin van Pieter,
moest Benedict concluderen dat "die menschen
geen verraad hebben gepleegd en er geen zouden kunnen plegen." Hij
had zelfs enige sympathie opgevat voor de slachtoffers: "Het hoogste
geluk zoeken zij in den arbeid met op eerlijke wijze verzekeringen af te
sluiten. Zij worden er alom voor gewaardeerd. Verders vindt hij zijn eenigste gemak in het rooken,
het visschen en het huisselijk
genot. Haar eenigste ideaal is het hooger opvoeren en ontwikkelen van haar modelkinderen."
Reninca,
dochter Renée Lauwers, trekt van leer tegen de "Nachtridders"
Dochter
Renée Lauwers werd een
verdienstelijke schrijfster, die enkele keren van leer trok tegen de
"nachtridders" die zich bezig hielden met het schilderen van
hakenkruisen op huizen. Zo schreef zij over gebeurtenissen in Ronse, waarbij
de huizen van onschuldige burgers valselijk werden beklad door
"weerstanders" van bedenkelijk allooi. Renée bleef ook niet
gespaard. In het dossier is er correspondentie van de gemeente Bonheiden
waarin moeilijk werd gedaan over het toekennen van een uitreisvisum voor Rome
in november 1947. Als verblijfsadres werd Rijmenantse
steenweg 132 vermeld.
Renée
Lauwers publiceerde verschillende dichtbundels onder het pseudoniem "Reninca". O.m. "Wassend getij" en
"Zaad in den wind" werden al in 1945 gepubliceerd. In 1947
verscheen "Brandend heden", in 1949 "Een lied der
mensheid", in 1950 "Adem der aarde", in 1957 "Missa est", in 1958 "Bloemen voor nieuwjaar" en
in 1960 "Beschavingen, wij rapen u als schelpen". Haar pseudoniem
ontleende zij aan "renata in caritate", wat "herboren in liefde"
betekent. Zij wordt beschreven als een zeer begaafde rooms-katholieke
mystieke dichteres. Aphorismen, gedachten en
bespiegelingen kentekenden haar werk. Soms kwam zij vlaams-nationalistisch
uit de hoek, bijvoorbeeld in een hekeldicht over de Vlaamse verdeeldheid en
lafheid van de Vlamingen en Vlaamsgezinden, geschreven in 1949: "Daar
is geen klank, daar is geen kleur - aan dit verward en hol gezeur - dat uit
uw huis verloren dwaalt, - ik wéét het niet, waarom gij maalt! - Gij zijt
niet trots, gij zijt niet schoon - gij zijt geen zelfbewuste zoon, - want
razen doet g' en legt de kaart - over een vrouw die niet meer baart! - Is Vlaandren dood, gij deedt de
moord, - gij waart niet één, gij hadt geen woord... - Ach stik in uw
lamlendigheid, - of wees een man, die Vlaming zijt!"
Ook de hoger vermelde Bert Peleman,
geboren in 1915 uit een andere familie betrokken in de "afrekening"
te Puurs, werd een bekend schrijver en dichter.
|
|
Wat werd Pieter eigenlijk ten laste
gelegd?
De directe aanleiding was
een gerucht dat de ronde deed als zou Pieter Lauwers een groep van het
plaatselijke verzet "De Zwarte Hand" hebben aangegeven bij de
Duitse bezetters via een 'verklikkingsbrief'4. De roddel ontstond al kort na de arrestatie van
enkele verzetsleden in oktober 1941, en het verhaal ging een eigen leven
leiden. Het feit dat Pieters vrouw in overleg ging met de Duitsers om de
Winterhulp te organiseren, leidde mee tot tot
speculatie. Later in het onderzoek zou blijken dat de Gestapo al vóór de
zogenaamde (overigens nooit gevonden) verklikkerbrief op de hoogte was van de
verzetsgroep, en dat gemene roddels en laster bewust werden gevoed door
dorpsgenoten die het niet zo begrepen hadden op het gezin van Pieter Lauwers5. Uit de gerechtelijke
correspondentie blijkt ook dat de aanklager al snel op de hoogte was van het
feit dat de beschuldigingen onterecht waren6, maar jaren aarzelde om zijn ongelijk toe te geven.
De betichting van verklikking steunde volgens het gerechtelijk dossier "op
een onbewezen hypothese, en en in combinatie van
feiten die geen verband hadden met elkaar".
juli
1941 - Het huis van Lauwers-Muyshondt wordt
besmeurd
In de nacht van 19 op 20
juli 1941 werd de woning van Pieter Lauwers besmeurd met uitwerpselen en
witkalk. Opschriften als "lafaart" en
"verrader" werden aangebracht alsook "V"-letters10. Dit gebeurde overigens
ook op de woningen van andere comitéleden van Winterhulp, bij dokter Jos Slachmuylders en bij Victor Peleman.
De politiecommissaris van Puurs kwam Pieter vervolgens aanmanen om de
besmeuring te verwijderen en steunde zich daarbij op een Duitse verordening.
Pieter Lauwers zette toen kwaad bloed bij de plaatselijke overheid omdat hij
"als overtuigd Belgicist4
geen gehoor wilde geven aan de bevelen die van de Duitsers kwamen".
Hij deed beroep op een wet die de gemeente verplichtte op haar kosten schade
die aangericht wordt aan de woningen van haar burgers te herstellen. De
gemeente weigerde dit te doen en een juridisch getouwtrek begon. Pieter
Lauwers toonde zich halstarrig in zijn verzet om
zelf de besmeuringen te verwijderen7. Hij nam advocaat Muys onder de arm, al jarenlang zijn advocaat, maar
inmiddels gewestleider van het V.N.V.. Muys spoorde
Pieter Lauwers aan zich tot de Duitsers te wenden, "omdat het
Belgisch gerecht veel de laks was". Pieter deed dit echter niet, en
wendde zich tot een andere advocaat, Ubaghs te
Brussel, die hem ook hielp bij verzekeringszaken. Via Ubaghs
kwam de verdediging terecht bij advocaat Peereboom, die ook zetelde in het
Provinciaal Comité van Winterhulp. De Duitsers hadden het besmeurde huis
intussen ook al opgemerkt en vorderden de reiniging, maar Pieter bleef
weigeren. De gebeurtenissen trokken heel wat kijklustige wandelaars aan, ook
van buiten de gemeente, die zich de zondag daarop kwamen vergewissen.
Er was de melding dat
Pieter Lauwers enkele keren naar een vergadering van het plaatselijk VNV zou
zijn geweest. Hij was echter geen lid geworden en hoewel eerder politiek
afzijdig, was toch bekend dat hij anti-nazi was8. Pieter Lauwers
concentreerde zich naar eigen zeggen op zijn werk. Behalve zijn gezin, onder
meer de hogeschool studies van zijn kinderen, stond hij ook in voor zijn
84-jarige moeder die een kamer had in het rustoord De Nayer
te Willebroek.
Toen begin 1941 een
plaatselijke afdeling van Winterhulp werd opgericht, werd mevrouw Lauwers
secretaresse. Voorzitter was dokter Jos Slachmuylders,
ondervoorzitter Richard Philips (tot hij eind 1941 oorlogsburgemeester werd,
een ambt dat hij tot de aanstelling van Robert Maes in 1944 waarnam),
bestuursleden waren onder meer Frans Kerremans (zie ook verhaal interbellum),
Weyns, de voorzitter van de 'Commissie Openbare
Onderstand'9, rentenier
Verbraken, en Livien Peeters, een gemeenteraadslid van het VNV. Frans Kerremans, Verbraken, Weyns en
de voormalige onderpastoor, thans deken, Heylen, gingen uit het bestuur en
startten een campagne tégen Winterhulp die zij als Duitse instelling of
"Hitlerhulp" bestempelden. E.H. Heylen zag het initiatief bovendien
als een concurrent voor het plaatselijke Sint-Vincentiusgenootschap,
al was deze genootschap vooral gericht op 'erkende katholieken'. Ondanks de
onenigheid, besloten dokter Slachmuylders, de
VNV-burgemeester Philips en mevrouw Lauwers alsnog het werk voort te zetten.
Als beloning kregen de medewerkers vaak te maken met besmeuring van hun huis
met hakenkruisen en dergelijke. Nochtans was Winterhulp onontbeerlijk voor
heel wat dorpsgenoten, zoals ook bleek uit de getuigenis van weduwe Louis
Pepermans, een kroostrijk gezin uit de Kerstraat. De weduwe, bijgenaamd
"Lotsche", plaatste de kerkstoelen in de
kerk. Deze vrouw mocht volgens haar verklaring "van mijnheer de
Deken" geen hulp aanvaarden. Pas bij een herderlijk schrijven van
kardinaal Van Roey kort daarna, ten voordele van het
initiatief, zou de tegenstand beginnen wegebben. In 1941, kort na de Duitse
inval, lag Winterhulp evenwel nog politiek gevoelig.
Het
betwiste bezoek aan de Duitse majoor Schmidt
Toen het plaatselijk comité
in juli 1941 een liefdadigheidsbal wilde organiseren, moesten zij zich wenden
tot de plaatselijke Duitse commandant majoor Schmidt, gezien er een verbod
gold op bals. Een gepland bezoek op 21 juli, waaraan Pieter zou deelnemen met
Richard Philips en Bert Peleman (die Duits sprak),
viel enigszins ongelukkigerwijze qua timing samen met de besmeuring van
Pieters huis. Pieter was er overigens niet bij want moest die dag naar
Brussel voor een afspraak met de hoger vermelde advocaat Peereboom. Het
geplande bezoek aan de Duitse commandant, leidde tot kwaadsprekerij als zou
Pieter Lauwers zich tot de Duitsers hebben gewend; terwijl contradictorisch
zijn bezoek aan Peereboom aantoonde dat hij zich tot het Belgisch gerecht had
gewend. Pieter Lauwers zou daardoor overigens niet deelnemen aan het gesprek
met de Duitse commandant. Bij het later gerechtelijk onderzoek zou bovendien
blijken dat de weigering van het gemeentebestuur om Pieters woning te
reinigen pas een dag nà het bezoek aan de Duitse
majoor aan Pieter werd betekend... maar de roddels waren al gezaaid. Toen
majoor Schmidt en zijn chauffeur De Saffelaere in
juni 1946 op de getuigenbank verschenen, verklaarden zij absoluut niet te
weten dat Pieter Lauwers was betrokken.
september
1941 - Het huis van Pieter Lauwers wordt opnieuw besmeurd
Op 7 september 1941 werd het huis van
Lauwers-Muyshondt opnieuw besmeurd met
beschuldigingen. In dit verband vielen bij de politiecommissaris de namen van
De Cat en Van Calster, waar de eerste lid was van
de 'Zwarte Hand', een plaatselijke verzetsgroep die in oktober hetzelfde jaar
door de Gestapo werd opgerold nadat, zoals later zou blijken, een namenlijst
was gevonden in de kerk van Tisselt3.
Deze feiten zouden door sommigen in verband worden gebracht met Pieter
Lauwers. De 'Zwarte Hand' was een verzetsgroep die niet alleen in Puurs, maar
in heel Klein-Brabant en de Rupelstreek actief was,
ook in Boom, Malderen, Sint-Amands en Bornem. De leider van deze
weerstandsbeweging zou herhaaldelijk de onschuld van Pieter staande houden en
waarschuwen voor "de loensche handelwijze
van de teruggekeerde leden der Zwarte Hand, die ofschoon goed wetende hoe zij
aangehouden zijn, dit angstvallig verzwijgen en trachten een verklikker te
vinden om als helden door te gaan." 6 en ook dat het algemeen bekend was "dat
verraad in eigen rangen en onvoorzichtigheid aanleiding was van hun
aanhoudingen." Ook Jos Van Lent, overigens een medestander van De
Cat, zou in 1946 getuigen dat hem het zwijgen werd opgelegd nadat hij
verklaarde dat het hem verbaasde "dat men bij M. Lauwers alles kapot
geslagen heeft; hoe is het toch mogelijk dat men M. Lauwers aansprakelijk
heeft willen stellen voor onze aanhouding?"
Stemmingmakerij
van vóór de oorlog
Al tijdens de schoolstrijd
goed 20 jaar eerder had Pieter Lauwers, als onderwijzer aan de officiële
school, rabiate vijanden gemaakt bij voorstanders van de vrije (christelijke)
scholen, zoals de toenmalige onderpastoor Heylen en ene Frans Kerremans (zie
ook verhaal interbellum). Pastoor Heylen had in die periode een initiatief
van Pieter, om een plaatselijke afdeling van de 'Touring
Club de Belgique' op te richten, geboycot. Toen
Pieter een verzekeringspraktijk begon, kreeg hij ook hiervoor heel wat
tegenstand. In 1935 probeerden Heylen en Kerremans
een 'verbod voor cumul' bij het opnemen van het bijberoep te bewerkstelligen.
Het gezin Lauwers-Muyshondt genoot een behoorlijke
welstand en had zich een auto gekocht, wat blijkbaar de afgunst bij een
aantal dorpsgenoten verergerde. Met de buren De Cat, waren er al twisten
tussen 1935 en 1940.
Epiloog
Frans Mertens, gemeenteraadslid
van Puurs, getuigde na de oorlog: "dat hij van oordeel is, als
gemeenteraadslid, en inwoner van Puurs, dat het 99% uit jaloezie en
geburennijd is en niet voor de politiek, dat een zekere groep personen der
gemeente de woning van P. Lauwers heeft verwoest, en hem trachten te
belasten. Dat hij weet dat vanover vele jaren op de
Kalfortbaan de mensen als kat en hond tegenover elkaar staan. Dat degenen die
geruchten rondstrooiden van verklikking niet het recht hebben dit te zeggen,
ten eerste omdat zij zich op geen feiten steunen, maar op vermoedens, en
hiertoe gebracht worden door persoonlijke jaloezie, ten tweede omdat het
bewezen is dat enkele leden van de toenmalige weerstand, door
onvoorzichtigheid elkaar hebben verraden; dat namelijk een der leden, op
aanraden van 2 voorname personen van Puurs, die destijds werden aangehouden
maar onmiddellijk terug in vrijheid gesteld, daar zij voorzichtig genoeg
waren hun naam nergens op te zetten, een lijst hadden opgemaakt van de leden,
lijst die waarschijnlijk verspreid is geweest. Dat hij wel meent dat er
iemand die personen zou aangeklaagd hebben, maar nooit het vermoeden dat Mr.
P. Lauwers dit zou gedaan hebben, heeft gekoesterd; dat hij vermoedens heeft
op een andere persoon, waar hij bijna zeker van is. Toch heeft niemand het
recht P. Lauwers te verdenken; wanneer eenmaal de gevangenen terugkomen
zullen, zal het naar zijn mening, niet alleen duidelijk worden maar bewezen
zijn dat hij hierin geen plicht heeft." Het was een getuigenis in
een lange rij van getuigenissen in dezelfde zin (Etienne Maes, notaris,
Gustaaf Schokkaert, onderwijzer, Jos Slachmuylders, dokter, Constant Aerts, een professor van
Leuven, van wie twee verwanten (zonen?) geboren in 1913 en 1915 werden
gearresteerd, Alfons Van Achter, gemeenteraadslid, enz.) die de dramatische
gebeurtenissen van de na-oorlogse vergelding
treffend kaderde.
Verhalen -
Interbellum - Een oorvijg aan een leerling "ter wille van de handhaving
van de orde en de zorg voor de toekomst"
In het
oorlogsdossier van Pieter Lauwers bevindt zich ook een niet nader gedateerde
brief van de leden van het onderwijzend personeel van de scholen in de 'Kring
Willebroek-Puurs', gericht aan de procureur des Konings te Mechelen. De brief
dateert vermoedelijk uit het Interbellum (de periode tussen de twee
wereldoorlogen) en gaat over de klacht van vader Kerremans ten laste van
Pieter Lauwers, omdat die een kind had geslagen.
De
leerkrachten nemen het op voor meester Lauwers "om het eenvoudige
feit zijn leerling te hebben gekastijd met een paar oorvegen met de bloote hand, die niet het minste letsel voor gevolg
hadden." De opvoedkundige methodes van toen, met name het uitdelen
van oorvegen, kunnen vandaag de dag niet meer, maar volgens de schrijvers was
de gebeurtenis iets wat men "dagelijks ten laste kan leggen van
elkeen van ons, daar die zaak bij ieder van ons voorkomt." Zij
verzoeken de procureur geen rekening te houden met de klacht "om het
prestige van den onderwijzer hoog te houden en om wille der handhaving van
ons aller orde en gezorg voor de toekomst."
Zij
tekenden met z'n allen verzet aan tegen "de ondankbare en gezagroovende handelwijze dier ouders." Onder
een dertigtal handtekeningen herkennen we die van de leerkrachten Mees,
Verbruggen, Boeykens, Scheltens,
Verstraeten, Van den Houte,Saerens, Moeyersons, Schampaert, Van
Gent, Caluwaerts, Cortebeeck,
Verhaert, Maes, Segers, Cuyckens,
Faes.
|