© Laurentii.be
Genealogie
Laurentii
Numquam solus incedes
Inhoud
Blog
Documenten
Foto's
Gezinnen
Stamboom
Startpagina
Thematisch
Verhalen
Verwante families
Voetnoten
1 Zie nationaal archief Nederland
2 De taken van een bootsgezel werden omschreven als:
“waak- en roergang; laden en lossen; reinigen, teren en kalfaten van het
schip; af- en aanslaan van de zeilen; helpers van de onderofficieren”
© Foto’s munten uit private
collectie, 2015 - Bewerking afbeeldingen uit private collecties (onder Public
Domain): ets Middelburg, 1775 – schilderij Batavia Jeronimus Becx, 1651 (Rijksmuseum NL) – embleem Verenigde Oostindische Comagnie (niet
gedateerd, Bron: Wikimedia) – © kaart situering Kaap de Goede Hoop.
|
|
Verhalen
- 1708 - De erfenis van een zeevaarder
Op 14 januari 1708
vermeldden de boeken van notaris Van Nijen te Lippelo dat afstammelingen van Frans De Maeyer, een
zeevaarder die een vrachtschip voer, erfden te Middelburg, NL.
Als erfgenamen werden vermeld: Maria Lauwers, dochter van Lauwers
Gillis en wijlen De Maeyer Anna, gehuwd met Jan Cuervelt; Hendrick Van Keer,
zoon van Louis Van Keer en van wijlen Maria De Maeyer; Jan Moortgat, zoon van
Gillis Moortgat en Maria De Maeyer. Wat de Middelburgse erfenis precies
inhield, werd niet vermeld.
Afbeelding: de haven van
Middelburg in 1775.
De Verenigde Oost-Indische
Compagnie
De Verenigde Oost-Indische Compagnie
(VOC) heeft aan duizenden mensen werk geboden. De compagnie, met als
thuishavens Amsterdam, Rotterdam, Delft, Hoorn, Enkhuizen en Middelburg, werd opgericht op 20 maart 1602 te
Middelburg door de Staten-Generaal onder Johan van Oldenbarnevelt om
Nederlandse handelsposten op te richten en de concurrentie met de Portugezen
aan te gaan.
Afbeelding: de wapens van
de Verenigde Oost-Indische Compagnie van de stad Batavia (huidig Jakarta),
olieverfschilderij van Jeronimus Becx uit 1651.
Op 17 maart 1798 kwam een
einde aan de VOC na de vierde Engelse zeeoorlog. Corruptie, mismanagement,
concurrentie van de grote Europese mogendheden en het verlies van de
winstgevende opiumhandel aan Engeland, deden de rest.
In de twee eeuwen van haar bestaan,
waarin de VOC het grootste handels- en scheepvaartbedrijf ter wereld was,
zijn in totaal bijna 1 miljoen mensen uitgevaren op ongeveer 4700 reizen. Er
stierven gemiddeld 300 tot 500 per jaar tijdens de reis. Een reis duurde
gemiddeld 8 maanden en storm, ongedierte en scheurbuik werden heel wat
bemanningsleden fataal. Aanvankelijk handelden de ongeveer 1772 schepen,
waarvan er 629 vergingen of verdwenen, vooral in peper, foelie, kruidnagel,
nootmuskaat, kaneel, porselein, later ook koffie, thee, suiker, textiel en
opium. De schepen waren van het type spiegelretourschip, fluit, jacht, pinas,
fregat, hoeker, galjoot, en de handelsposten omvatten de tussenstations Kaap
de Goede Hoop en Mauritius op weg naar Batavia (Jakarta), Ceylon, Bengalen,
Nederlands Malakka, Nederlands Formosa, India en Desjima
(in Japan).
De VOC verdiende niet
alleen aan de geïmporteerde goederen, maar vooral ook aan de handel tussen de
Aziatische landen. In de 18e eeuw nam de handel tussen Europa en Azië verder
toe. Koffie, thee, suiker en textiel werden nieuwe belangrijke
handelsgoederen, maar er werd minder winst op gemaakt dan op de specerijen
uit de beginjaren van de VOC.
Door toename van Engelse en
Franse concurrentie ging de VOC gedurende de 18e eeuw achteruit. Ook waren de
vaste kosten hoog vanwege de vele garnizoenen, die bemand moesten worden en
de sterke oorlogsvloot, die nodig was om het imperium in stand te houden en
uit te breiden. Maar ook de intra-Aziatische handel, in het begin een
belangrijk financieringsmiddel voor de VOC, bracht sinds het eind van de 17e
eeuw minder winst op. In de tweede helft van de 18e eeuw verschoof bovendien
de handel van dure luxegoederen naar goedkopere massagoederen. Dit ging ten
koste van de winst.
De VOC heeft een grote bijdrage
geleverd aan de welvaart en de ontwikkeling van de Republiek der Zeven
Verenigde Nederlanden. Dankzij de VOC was de kleine Republiek in staat de
handel over de hele wereld uit te breiden. De 17e eeuw wordt beschouwd als de
Gouden Eeuw voor de Republiek op economisch, wetenschappelijk en cultureel
gebied. In de 18e eeuw leunde de VOC op de winsten die met de verkoop van
goederen werden gemaakt. Maar toen door vier Engels- Nederlandse Oorlogen de
retourschepen de Republiek niet meer konden bereiken, ging het snel
bergafwaarts. De invasie van de Fransen en de oprichting van de Bataafse Republiek,
betekenden het einde van de eerste 'multinationale' onderneming.
Door het stopzetten van zoutleveranties
door Spanje werden de Hollanders ook gedwongen om zelf zout te halen uit het
Caribische gebied. Daarmee werd de basis gelegd voor de latere 'West-Indische
Compagnie' (WIC).
Afbeelding: munten van de Verenigde Oost-Indische
Compagnie
|
|
Naamgenoten
bij de opvarenden van de Verenigde Oost-Indische Compagnie tussen 1633-17941
melding
|
naamgenoot
|
toelichting
|
1675
|
Jan Lauwens uit Antwerpen
|
Hij voer onder het bevel van David Bessevin
uit op 13 april 1675 als soldaat op de Prins Willem Hendrik vanuit
Wielingen, Zeeland via de Kaap, die het schip op 12 januari 1676 bereikte.
Op 10 mei 1676 kwam het schip aan te Batavia. Er waren 250 zeemannen en 123
soldaten aan boord. Op 14 september 1675 had het schip een tussenstop
gemaakt in Plymouth met een gebroken mast. In Plymouth waren 102 zeemannen
en 55 soldaten gedeserteerd.
|
1677
|
Matthijs Lauwers uit Antwerpen
|
Hij voer op 5 januari 1677 uit onder het bevel van Adam van Breen (die zou overlijden) als adelborst (militair die
tot zee officier wordt opgeleid) op de Hendrik Maurits vanuit Wielingen,
Zeeland. Het schip bereikte Batavia op 19 juli 1677. Het schip had 193
zeelui aan boord en 114 soldaten. Ook dit schip voer via Engeland, waar 8
opvarenden en 1 soldaat deserteerden en Adam van Breen
werd vervangen door Leendert Laurensz. Het schip
meldde zich niet op de Kaap omdat er toen een oorlogsdreiging was. Eén
opvarende bleek een vrouw te zijn.
|
1678
|
Jeentie (Johanna) Lauwens
|
Zij wordt vermeld als moeder en begunstigde van scheepskorporaal
Jacob van Bincsten uit Middelburg, die uitvoer op
het schip Kortgene op 11 december 1678 vanuit Wielingen, Zeeland. Het schip
was op 25 mei 1679 aangekomen op de Kaap, er op 15 juni vertrokken en op 21
augustus 1679 aangekomen te Batavia. Er waren 178 zeelui en 86 soldaten en
het schip voer via Saint Vincente, waar één
zeeman deserteerde en een bemanningslid soldaat werd.
|
1701
|
Matthijs Lauwerensen uit Delft
|
Matthijs vertrok als bootsgezel2 op
de Donkervliet op 21 december 1701 vanuit Goeree (Kamer van Delft). Hij was
gehuwd met Liesbet Mathijs. Het schip bereikte, na een verblijf te Duins tussen
27 december 1701 en 15 januari 1702, de Kaap op 1 juni 1702, waarna het op
24 juni koers zette naar Batavia om er op 5 september 1702 aan te komen.
Matthijs keerde op 1 december 1706 terug met de jacht Wateringen en
monsterde af op 19 september 1707 te Texel. Op de terugvaart, onder het
bevel van Arnoldus van der Straten, was Jan Koenraad de Lamer,
schout-bij-nacht, eveneens aan boord.
|
1721
|
Willem ‘Guiljaam’ Lauwers
uit Willebroek
|
Willem vertrok op 26 juni 1721
als timmerman op de Heinkenszand uit Rammekens,
Zeeland, onder het bevel van Kornelis Centsen.
Het schip kwam aan op de Kaap op 21 december 1721, waar het op 25 januari
1722 vertrok om op 19 april 1722 aan te komen te Batavia. Op de terugvaart
met de Everswaart, die te Batavia op 11 december 1725
vertrok, werd hij gerepatrieerd. Hij ging uit dienst bij de aankomst op 6
juli 1726 te Zeeland.
|
1724
|
Hans Lauwers uit Atena
|
Hans vertrok op 1 juni 1724 als matroos met het schip Hof niet Altijd
Winter uit Rammekens, Zeeland onder het bevel van
Abraham Van den Busse. Hij overleed op 10
september 1724 aan boord van het schip, nog vóór de Kaap werd bereikt. Nog
17 andere bemanningsleden van de 171 haalden de Kaap niet.
|
1741
|
Adriaan Lauwers uit Schoondijke
|
Adriaan voer uit op 27 oktober 1741 als opperstuurman op de Pallas
vanuit Rammekens, Zeeland onder het bevel van
Bastiaan Koolmans. Het schip bereikte op 14 maart 1742 de Kaap, waar het op
7 april vertrok om op 20 juni 1742 aan te komen te Batavia. Adriaan was
gehuwd met Sara Elewout. De Pallas voer via San Tiago tussen 24 december 1741 en 1 januari 1742. Er
waren 116 zemannen, 61 soldaten en 3 ambachtslui
aan boord. De Pallas zou
uiteindelijk worden verkocht te Batavia op 25 april 1747. Adriaan maakte de
terugvaart op 5 april 1743 op het schip Leeuwerik onder het bevel van
Hendrik Gerrtisz.
en kwam aan op 16 november 1743 te Texel, waar hij afmonsterde (uit dienst
ging).
|
1742
|
Pieter Joseph Lauwers uit Reijningarts
|
Pieter vertrok op 3 januari 1742 als soldaat op de Nieuwvliet naar
Batavia vanuit Rammekens, Zeeland onder het bevel
van Pieter Koor. Hij zou de reis niet helemaal mee maken, want op 7
februari 1742 kwam hij te overlijden.Er waren 117
zeemannen en 70 soldaten, van wie er 34 zouden overlijden vóór de aankomst
op de Kaap op 16 april 1742. Op de Kaap verlieten nog eens 36 zeevaarders
en 34 soldaten, het schip, terwijl er 48 zeemannen en 14 soldaten
aanmonsterden op de Kaap voor de reis naar Batavia.
|
1744
|
Nicolaas Lauwers uit Naalbaag
|
Nicolaas voer af op 9 december 1744 als huistimmerman op de Reigersdaal vanuit Rammekens,
Zeeland onder het bevel van Kornelis Van Zwanenberg. Het schip arriveerde
op de Kaap op 7 april 1745, waar het vertrok op 2 mei 1745 om op 7 juli
1745 aan te komen in Batavia. Het schip telde 145 zeelui, 168 soldaten, en
17 ambachtslui.77 zeelui overleefden de oversteek naar de Kaap niet, en
daar monsterden 18 zeemannen af, 60 soldaten en 3 ambachtmannen. Op de Kaap
voegden zich 15 nieuwe zeemannen en 11 soldaten bij hen. Nicolaas keerde
terug op 11 oktober 1751 met de Bredenhof, via
Robben Eiland en de Kaap, en nam ontslag bij zijn aankomst op 23 juli 1752
in Rammekens, Nederland.
|
1756
|
Jan Hendrik Lauwerensen uit Lubbeek
|
Jan Hendrik monsterde aan als soldaat op 24 oqktober
1756 op het schip Walcheren, maar hij zou de reis over de Kaap naar Batavia
nauwelijks meemaken. Zijn overlijden werd vermeld op 29 oktober 1756 en met
hem stierven nog eens 10 opvarenden van de 358 koppige bemanning voor het
schip de Kaap bereikte.
|
1759
|
Hendrikus Lauwers uit Antwerpen
|
Hendrik vertrok als soldaat op 16 november 1759 te Texel op de Lapienburg onder het bevel van Jean de la Voie. Hij overleed op 14 februari 1760 aan boord, nog
vóór het schip op 18 maart 1760 de Kaap bereikte. Nog 28 andere opvarenden
van de 326 koppige bemanning overleefden de reis naar de Kaap niet.
|
1761
|
Andries Lauwersen uit Waasbergen
|
Andries vertrok op 29 maart 1761 met het schip Vosmaar
te Rammekens, als kwartiermeester onder het bevel
van Laurens Houtepen. Het schip kwam aan op 25 juni 1761 op de Kaap, van
waar het op 13 juli 1761 koers zette naar Batavia. Het schip telde bij
vertrek 158 zeemannen, 79 soldaten, 5 ambachtslui, waarvan er 36 overleden
nog voor het schip de Kaap bereikte, en het kwam aan op 25 september 1761
te Batavia. Op de Kaap hadden 26 zeevaarders, van wie 4 deserteurs, en 9
soldaten afgemonsterd. Andries zou niet terugkeren naar de Nederlanden. Hij
overleed op 10 februari 1765 te Batavia.
|
1764
|
Pieter Lauwerense uit Luik
|
Pieter ging in dienst als hoogloper (helper van de matrozen) op het
schip Jonge Samuel op 19 juni 1764 vanuit Rammekens,
Zeeland. Het schip, onder het bevel van Johannes Van Boom, telde 153
zeemannen, 82 soldaten, 1 ambachtsman en 2 passagiers, en bereikte op 4
november 1764 de Kaap, waar een aantal opvarenden werden gearresteerd, en
vertrok er op 19 december, om op 6 april 1765 aan te komen te Batavia.
Pieter zou nooit terugkeren. Hij overleed in Batavia op 7 oktober 1765.
|
1766
|
Jacques Albert Lauwers uit Ieper
|
Jacobus Albertus vertrok op 7 november 1766 als soldaat op de Pallas
onder het bevel van Jakob Boekhout. Het schip voer over de Kaap naar Batavia,
maar Jacobus zou de Kaap niet bereiken met de rest van de bemanning op 2
april 1767. Hij overleed aan boord op 23 februari 1767, en met hem
overleden nog 62 andere opvarenden van de 363 koppige bemanning voor het
schip de Kaap bereikte. Na aankomst te Batavia op 28 juni 1767, zette de
Pallas koers naar China.
|
|